Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. intomen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für intomen (Niederländisch) ins Spanisch

intomen:

intomen Verb (toom in, toomt in, toomde in, toomden in, ingetoomd)

  1. intomen (beteugelen; beheersen)
  2. intomen (beheersen; bedwingen; beteugelen; matigen; bedaren)

Konjugationen für intomen:

o.t.t.
  1. toom in
  2. toomt in
  3. toomt in
  4. tomen in
  5. tomen in
  6. tomen in
o.v.t.
  1. toomde in
  2. toomde in
  3. toomde in
  4. toomden in
  5. toomden in
  6. toomden in
v.t.t.
  1. heb ingetoomd
  2. hebt ingetoomd
  3. heeft ingetoomd
  4. hebben ingetoomd
  5. hebben ingetoomd
  6. hebben ingetoomd
v.v.t.
  1. had ingetoomd
  2. had ingetoomd
  3. had ingetoomd
  4. hadden ingetoomd
  5. hadden ingetoomd
  6. hadden ingetoomd
o.t.t.t.
  1. zal intomen
  2. zult intomen
  3. zal intomen
  4. zullen intomen
  5. zullen intomen
  6. zullen intomen
o.v.t.t.
  1. zou intomen
  2. zou intomen
  3. zou intomen
  4. zouden intomen
  5. zouden intomen
  6. zouden intomen
en verder
  1. ben ingetoomd
  2. bent ingetoomd
  3. is ingetoomd
  4. zijn ingetoomd
  5. zijn ingetoomd
  6. zijn ingetoomd
diversen
  1. toom in!
  2. toomt in!
  3. ingetoomd
  4. intomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für intomen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
controlar controleren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
controlar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bekijken; beproeven; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; keuren; leerstof beheersen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; opletten; surveilleren; testen; toezicht houden; toezien
dominar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen beheersen; bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; insluiten; leerstof beheersen; macht uitoefenen; machtiger zijn; omvatten; onder de knie hebben; onderwerpen; overheersen; regeren; temmen; toevoegen; verderreiken
refrenar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afremmen; bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; remmen
reprimir bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; de kop indrukken; eronder krijgen; iemand van de plaats dringen; in bedwang houden; klein krijgen; onderdrukken; verdringen