Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. gehardheid:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gehardheid (Niederländisch) ins Spanisch

gehardheid:

gehardheid [znw.] Nomen

  1. gehardheid (gestaaldheid)
    la fuerza; el vigor; la resistencia; la dureza; el endurecimiento; la robustez

Übersetzung Matrix für gehardheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dureza gehardheid; gestaaldheid dapperheid; eelt; eeltlaag; eeltplek; gestrengheid; grofheid; hardhandigheid; koenheid; kranigheid; moed; onbarmhartigheid; onverbiddelijkheid; onversaagdheid; ruw van makelij; ruwheid; stijfte; strengheid; taaiheid; uithoudingsvermogen; verhardheid; verstoktheid
endurecimiento gehardheid; gestaaldheid bestand maken tegen; consolidatie; harden; verharding; versterking; versteviging; verstijving
fuerza gehardheid; gestaaldheid aandrift; aandrijving; capaciteit; daadkracht; dapperheid; doortastendheid; dynamiek; energie; esprit; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; fut; geweld; heftigheid; hevigheid; intensiteit; koenheid; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; macht; moed; momentum; onversaagdheid; puf; sterkte; stevigheid; stoerheid; stootband; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; werklust
resistencia gehardheid; gestaaldheid afweer; fermheid; illegaliteit; kranigheid; ondergronds verzet; ondergrondse; onwettigheid; oproer; opstand; opstootje; rebellie; rel; stoerheid; taaiheid; tegenstand; tegenwind; uithoudingsvermogen; verdediging; verzet; verzet in oorlogstijd; verzetsbeweging; volksoproer; vuistgevecht; weerstand
robustez gehardheid; gestaaldheid betrouwbaarheid; dapperheid; degelijkheid; deugdelijkheid; fermheid; koenheid; kranigheid; moed; onversaagdheid; soliditeit; stevigheid; stoerheid
vigor gehardheid; gestaaldheid aandrijving; betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; macht; pittigheid; soliditeit; stevigheid; stuwkracht; vermogen; voortstuwing
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fuerza dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig