Niederländisch

Detailübersetzungen für braak (Niederländisch) ins Spanisch

braak:

braak [de ~] Nomen

  1. de braak (inbraak; kraak)
    el robo; el escalamiento; la fractura; la efracción; el escalo

Übersetzung Matrix für braak:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
efracción braak; inbraak; kraak
escalamiento braak; inbraak; kraak
escalo braak; inbraak; kraak
fractura braak; inbraak; kraak breuk; deel; fractie; fractuur; gedeelte; knak; knik; part; stuk
robo braak; inbraak; kraak beroving; diefstal; ontvreemding; roof

Verwandte Wörter für "braak":


braken:

braken Verb (braak, braakt, braakde, braakden, gebraakt)

  1. braken (kotsen; vomeren; overgeven; spugen; uitbraken)
  2. braken (kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken)

Konjugationen für braken:

o.t.t.
  1. braak
  2. braakt
  3. braakt
  4. braken
  5. braken
  6. braken
o.v.t.
  1. braakde
  2. braakde
  3. braakde
  4. braakden
  5. braakden
  6. braakden
v.t.t.
  1. heb gebraakt
  2. hebt gebraakt
  3. heeft gebraakt
  4. hebben gebraakt
  5. hebben gebraakt
  6. hebben gebraakt
v.v.t.
  1. had gebraakt
  2. had gebraakt
  3. had gebraakt
  4. hadden gebraakt
  5. hadden gebraakt
  6. hadden gebraakt
o.t.t.t.
  1. zal braken
  2. zult braken
  3. zal braken
  4. zullen braken
  5. zullen braken
  6. zullen braken
o.v.t.t.
  1. zou braken
  2. zou braken
  3. zou braken
  4. zouden braken
  5. zouden braken
  6. zouden braken
diversen
  1. braak!
  2. braakt!
  3. gebraakt
  4. brakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

braken [het ~] Nomen

  1. het braken (overgeven; kotsen; spugen; spuwen)
    el vómitos

Übersetzung Matrix für braken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrojar gesmijt
vómitos braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrojar braken; kotsen; overgeven; spugen; uitbraken; vomeren afsmijten; afwerpen; begeleiden; deinen; deponeren; golven; keilen; kwakken; leiden; meevoeren; met de hand groeten; naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerkwakken; neerleggen; neerwerpen; omlaag werpen; omwisselen; op de grond gooien; smakken; smijten; uitgooien; uitwerpen; voeren; wankelen; weggooien; wegsmijten; wisselen; zwaaien
cambiar la peseta braken; kotsen; overgeven; spugen; uitbraken; vomeren
devolver braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren afstaan; belonen; betalen; bezoldigen; capituleren; honoreren; opgeven; overgeven; restitueren; retourneren; salariëren; terecht brengen; terugbezorgen; terugbrengen; teruggeven; teruggooien; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; uitleveren; zich overgeven
vomitar braken; kotsen; overgeven; spugen; spuwen; uitbraken; vomeren spugen; spuwen

Verwandte Wörter für "braken":


Wiktionary Übersetzungen für braken:

braken
verb
  1. genuttigd voedselwaar ongewild door de mond naar buiten brengen
  2. kneuzen of breken van vlas

Cross Translation:
FromToVia
braken vomitar brechenumgangssprachlich: sich übergeben; sich erbrechen
braken vomitar kotzensalopp: sich übergeben, sich erbrechen
braken vomitar; devolver; arrojar; echar la pota vomit — to regurgitate the contents of a stomach
braken rehusar; devolver; refutar; rechazar; suspender; echar rejeter — Traductions à trier suivant le sens
braken dar; devolver; causar rendreremettre une chose entre les mains de celui à qui elle appartenir, de quelque manière qu’on l’avoir.
braken vomitar; escupir; esputar; expectorar vomirrejeter convulsivement par la bouche des matières contenir dans l’estomac.