Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. aanrotzooien:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanrotzooien (Niederländisch) ins Spanisch

aanrotzooien:

aanrotzooien Verb (rotzooi aan, rotzooit aan, rotzooide aan, rotzooiden aan, aangerotzooid)

  1. aanrotzooien (scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien)

Konjugationen für aanrotzooien:

o.t.t.
  1. rotzooi aan
  2. rotzooit aan
  3. rotzooit aan
  4. rotzooien aan
  5. rotzooien aan
  6. rotzooien aan
o.v.t.
  1. rotzooide aan
  2. rotzooide aan
  3. rotzooide aan
  4. rotzooiden aan
  5. rotzooiden aan
  6. rotzooiden aan
v.t.t.
  1. heb aangerotzooid
  2. hebt aangerotzooid
  3. heeft aangerotzooid
  4. hebben aangerotzooid
  5. hebben aangerotzooid
  6. hebben aangerotzooid
v.v.t.
  1. had aangerotzooid
  2. had aangerotzooid
  3. had aangerotzooid
  4. hadden aangerotzooid
  5. hadden aangerotzooid
  6. hadden aangerotzooid
o.t.t.t.
  1. zal aanrotzooien
  2. zult aanrotzooien
  3. zal aanrotzooien
  4. zullen aanrotzooien
  5. zullen aanrotzooien
  6. zullen aanrotzooien
o.v.t.t.
  1. zou aanrotzooien
  2. zou aanrotzooien
  3. zou aanrotzooien
  4. zouden aanrotzooien
  5. zouden aanrotzooien
  6. zouden aanrotzooien
diversen
  1. rotzooi aan!
  2. rotzooit aan!
  3. aangerotzooid
  4. aanrotzooiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanrotzooien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
chafallar aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; flodderen; neppen; omlijnen; prutsen; rommelen
chamarilear aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen
chapucear aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanklooien; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; broddelen; kladden; klooien; knoeien; modderen; morsen; neppen; omlijnen; prutsen; rommelen; rotzooi maken; rotzooien; vlekken
farfullar aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; bazelen; broddelen; er slap bijhangen; frommelen; lallen; mompelen; murmelen; murmeren; prutsen; raffelen; rommelen; slap hangen; wauwelen
frangollar aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanklooien; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; klooien; neppen; omlijnen; rotzooien; tillen
hacer chapuzas aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen