Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. vastzittend:
  2. vastzitten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastzittend (Niederländisch) ins Englisch

vastzittend:


vastzitten:

vastzitten Verb (zit vast, zat vast, zaten vast, vastgezeten)

  1. vastzitten (klemzitten)
    to be stuck; to be jammed

Konjugationen für vastzitten:

o.t.t.
  1. zit vast
  2. zit vast
  3. zit vast
  4. zitten vast
  5. zitten vast
  6. zitten vast
o.v.t.
  1. zat vast
  2. zat vast
  3. zat vast
  4. zaten vast
  5. zaten vast
  6. zaten vast
v.t.t.
  1. heb vastgezeten
  2. hebt vastgezeten
  3. heeft vastgezeten
  4. hebben vastgezeten
  5. hebben vastgezeten
  6. hebben vastgezeten
v.v.t.
  1. had vastgezeten
  2. had vastgezeten
  3. had vastgezeten
  4. hadden vastgezeten
  5. hadden vastgezeten
  6. hadden vastgezeten
o.t.t.t.
  1. zal vastzitten
  2. zult vastzitten
  3. zal vastzitten
  4. zullen vastzitten
  5. zullen vastzitten
  6. zullen vastzitten
o.v.t.t.
  1. zou vastzitten
  2. zou vastzitten
  3. zou vastzitten
  4. zouden vastzitten
  5. zouden vastzitten
  6. zouden vastzitten
diversen
  1. zit vast!
  2. zit vast!
  3. vastgezeten
  4. vastzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastzitten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
be jammed klemzitten; vastzitten omhoogzitten
be stuck klemzitten; vastzitten omhoogzitten

Wiktionary Übersetzungen für vastzitten:

vastzitten
verb
  1. onbeweeglijk gehouden worden