Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. uitvaardigen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitvaardigen (Niederländisch) ins Englisch

uitvaardigen:

uitvaardigen Verb (vaardig uit, vaardigt uit, vaardigde uit, vaardigden uit, uitgevaardigd)

  1. uitvaardigen (decreteren; afkondigen)
    to decree; to ordain; to order
    • decree Verb (decrees, decreed, dercreeing)
    • ordain Verb (ordains, ordained, ordaining)
    • order Verb (orders, ordered, ordering)

Konjugationen für uitvaardigen:

o.t.t.
  1. vaardig uit
  2. vaardigt uit
  3. vaardigt uit
  4. vaardigen uit
  5. vaardigen uit
  6. vaardigen uit
o.v.t.
  1. vaardigde uit
  2. vaardigde uit
  3. vaardigde uit
  4. vaardigden uit
  5. vaardigden uit
  6. vaardigden uit
v.t.t.
  1. heb uitgevaardigd
  2. hebt uitgevaardigd
  3. heeft uitgevaardigd
  4. hebben uitgevaardigd
  5. hebben uitgevaardigd
  6. hebben uitgevaardigd
v.v.t.
  1. had uitgevaardigd
  2. had uitgevaardigd
  3. had uitgevaardigd
  4. hadden uitgevaardigd
  5. hadden uitgevaardigd
  6. hadden uitgevaardigd
o.t.t.t.
  1. zal uitvaardigen
  2. zult uitvaardigen
  3. zal uitvaardigen
  4. zullen uitvaardigen
  5. zullen uitvaardigen
  6. zullen uitvaardigen
o.v.t.t.
  1. zou uitvaardigen
  2. zou uitvaardigen
  3. zou uitvaardigen
  4. zouden uitvaardigen
  5. zouden uitvaardigen
  6. zouden uitvaardigen
en verder
  1. ben uitgevaardigd
  2. bent uitgevaardigd
  3. is uitgevaardigd
  4. zijn uitgevaardigd
  5. zijn uitgevaardigd
  6. zijn uitgevaardigd
diversen
  1. vaardig uit!
  2. vaardigt uit!
  3. uitgevaardigd
  4. uitvaardigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitvaardigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
decree afkondiging; arrest; beslissing; besluit; besluiten; decreet; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitvaardiging; voorziening
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
decree afkondigen; decreteren; uitvaardigen bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
ordain afkondigen; decreteren; uitvaardigen bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven
order afkondigen; decreteren; uitvaardigen aanrukken; aanvoeren; bestellen; bevel voeren over; bevelen; catalogiseren; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; leiden; leidinggeven; macht uitoefenen; opdragen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; verordenen; verordonneren; voorschrijven

Wiktionary Übersetzungen für uitvaardigen:

uitvaardigen
noun
  1. the act of prescribing a rule or law
verb
  1. to put into effect as a regulation

Cross Translation:
FromToVia
uitvaardigen issue; proclaim; manifest proclamerpublier, annoncer à haute voix et avec solennité.