Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. plomberen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für plomberen (Niederländisch) ins Englisch

plomberen:

plomberen Verb (plombeer, plombeert, plombeerde, plombeerden, geplobeerd)

  1. plomberen (vullen)
    to fill
    • fill Verb (fills, filled, filling)

Konjugationen für plomberen:

o.t.t.
  1. plombeer
  2. plombeert
  3. plombeert
  4. plomberen
  5. plomberen
  6. plomberen
o.v.t.
  1. plombeerde
  2. plombeerde
  3. plombeerde
  4. plombeerden
  5. plombeerden
  6. plombeerden
v.t.t.
  1. heb geplobeerd
  2. hebt geplobeerd
  3. heeft geplobeerd
  4. hebben geplobeerd
  5. hebben geplobeerd
  6. hebben geplobeerd
v.v.t.
  1. had geplobeerd
  2. had geplobeerd
  3. had geplobeerd
  4. hadden geplobeerd
  5. hadden geplobeerd
  6. hadden geplobeerd
o.t.t.t.
  1. zal plomberen
  2. zult plomberen
  3. zal plomberen
  4. zullen plomberen
  5. zullen plomberen
  6. zullen plomberen
o.v.t.t.
  1. zou plomberen
  2. zou plomberen
  3. zou plomberen
  4. zouden plomberen
  5. zouden plomberen
  6. zouden plomberen
en verder
  1. ben geplombeerd
  2. bent geplombeerd
  3. is geplombeerd
  4. zijn geplombeerd
  5. zijn geplombeerd
  6. zijn geplombeerd
diversen
  1. plombeer!
  2. plombeert!
  3. geplobeerd
  4. plomberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für plomberen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fill plomberen; vullen beslaan; bijvullen; farceren; opvullen; ruimte innemen; verzadigen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; vullen; zich de buik vol eten

Wiktionary Übersetzungen für plomberen:


Cross Translation:
FromToVia
plomberen seal; lead plombieren — (transitiv) den Verschluss eines Behältnisses oder eine technische Einrichtung mit einer bleiernen oder metallenen Plombe versiegeln