Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. legateren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für legateren (Niederländisch) ins Englisch

legateren:

legateren Verb (legateer, legateert, legateerde, legateerden, gelegateerd)

  1. legateren (vermaken; nalaten; vererven)
    to devise; to bequeath; dispose of by will

Konjugationen für legateren:

o.t.t.
  1. legateer
  2. legateert
  3. legateert
  4. legateren
  5. legateren
  6. legateren
o.v.t.
  1. legateerde
  2. legateerde
  3. legateerde
  4. legateerden
  5. legateerden
  6. legateerden
v.t.t.
  1. heb gelegateerd
  2. hebt gelegateerd
  3. heeft gelegateerd
  4. hebben gelegateerd
  5. hebben gelegateerd
  6. hebben gelegateerd
v.v.t.
  1. had gelegateerd
  2. had gelegateerd
  3. had gelegateerd
  4. hadden gelegateerd
  5. hadden gelegateerd
  6. hadden gelegateerd
o.t.t.t.
  1. zal legateren
  2. zult legateren
  3. zal legateren
  4. zullen legateren
  5. zullen legateren
  6. zullen legateren
o.v.t.t.
  1. zou legateren
  2. zou legateren
  3. zou legateren
  4. zouden legateren
  5. zouden legateren
  6. zouden legateren
en verder
  1. ben gelegateerd
  2. bent gelegateerd
  3. is gelegateerd
  4. zijn gelegateerd
  5. zijn gelegateerd
  6. zijn gelegateerd
diversen
  1. legateer!
  2. legateert!
  3. gelegateerd
  4. legaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für legateren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bequeath legateren; nalaten; vererven; vermaken
devise legateren; nalaten; vererven; vermaken bedenken; beramen; fantaseren; plan beramen; plannen; ramen; schatten; taxeren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden; zinnen
dispose of by will legateren; nalaten; vererven; vermaken

Wiktionary Übersetzungen für legateren:

legateren
verb
  1. to give or leave by will