Niederländisch

Detailübersetzungen für verleiden (Niederländisch) ins Deutsch

verleiden:

verleiden Verb (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)

  1. verleiden (aanlokken; lokken; weglokken; )
    verleiten; verlocken; verführen; bezaubern; mitlocken; betören; heranlocken; bestechen; ködern; herauslocken
    • verleiten Verb (verleite, verleitest, verleitet, verleitete, verleitetet, verleitet)
    • verlocken Verb (verlocke, verlockst, verlockt, verlockte, verlocktet, verlockt)
    • verführen Verb (verführe, verführst, verführt, verführte, verführtet, verführt)
    • bezaubern Verb (bezaubere, bezauberst, bezaubert, bezauberte, bezaubertet, bezaubert)
    • mitlocken Verb (locke mit, lockst mit, lockt mit, lockte mit, locktet mit, mitgelockt)
    • betören Verb (betöre, betörst, betört, betörte, betörtet, betört)
    • heranlocken Verb (locke heran, lockst heran, lockt heran, lockte heran, locktet heran, herangelockt)
    • bestechen Verb (besteche, bestichst, besticht, bestocht, bestochen)
    • ködern Verb (ködere, köderst, ködert, köderte, ködertet, geködert)
    • herauslocken Verb (locke heraus, lockst heraus, lockt heraus, lockte heraus, locktet heraus, herausgelockt)
  2. verleiden (gunst winnen)

Konjugationen für verleiden:

o.t.t.
  1. verleid
  2. verleidt
  3. verleidt
  4. verleiden
  5. verleiden
  6. verleiden
o.v.t.
  1. verleidde
  2. verleidde
  3. verleidde
  4. verleidden
  5. verleidden
  6. verleidden
v.t.t.
  1. heb verleid
  2. hebt verleid
  3. heeft verleid
  4. hebben verleid
  5. hebben verleid
  6. hebben verleid
v.v.t.
  1. had verleid
  2. had verleid
  3. had verleid
  4. hadden verleid
  5. hadden verleid
  6. hadden verleid
o.t.t.t.
  1. zal verleiden
  2. zult verleiden
  3. zal verleiden
  4. zullen verleiden
  5. zullen verleiden
  6. zullen verleiden
o.v.t.t.
  1. zou verleiden
  2. zou verleiden
  3. zou verleiden
  4. zouden verleiden
  5. zouden verleiden
  6. zouden verleiden
diversen
  1. verleid!
  2. verleidt!
  3. verleid
  4. verleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verleiden [znw.] Nomen

  1. verleiden (lokken)
    Locken; Verleiten

Übersetzung Matrix für verleiden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Locken lokken; verleiden krullen
Verleiten lokken; verleiden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Gunst erlangen gunst winnen; verleiden
Gunst erwerben gunst winnen; verleiden
bestechen aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen; corrumperen; omkopen
betören aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken begoochelen; beheksen; bekoren; betoveren; bevallen
bezaubern aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken begoochelen; beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
heranlocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken dichtbijlokken; doen naderen; lokken; tevoorschijn lokken
herauslocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken aanleiding geven tot; dichtbijlokken; lokken; naar buiten lokken; ophitsen; provoceren; tevoorschijn lokken; uitdagen; uitlokken
ködern aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken dichtbijlokken; in de val laten lopen; in de val lokken; in het nauw brengen; lokken; strikken; tevoorschijn lokken
mitlocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken dichtbijlokken; lokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; tevoorschijn lokken
verführen aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; in vervoering brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken; vervoeren
verleiten aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen; in vervoering brengen; vervoeren
verlocken aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken bekoren; bevallen
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
verlocken verlokken

Verwandte Definitionen für "verleiden":

  1. hem overhalen terwijl hij het niet wil of mag1
    • zij verleidde hem een snoepje te stelen1

Wiktionary Übersetzungen für verleiden:

verleiden
verb
  1. tot kwaad brengen

Cross Translation:
FromToVia
verleiden locken; verlocken allure — to attempt to draw
verleiden in die Irre führen mislead — to deceptively trick into something wrong
verleiden in Versuchung führen; versuchen tenteressayer, éprouver, mettre en usage quelque moyen pour faire réussir quelque chose.

Verwandte Übersetzungen für verleiden