Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opvoeren:
  2. opvaren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opvoeren (Niederländisch) ins Deutsch

opvoeren:

opvoeren Verb (voer op, voert op, voerde op, voerden op, opgevoerd)

  1. opvoeren (vergroten)
    aufführen
    • aufführen Verb (führe auf, führst auf, führt auf, führte auf, führtet auf, aufgeführt)

Konjugationen für opvoeren:

o.t.t.
  1. voer op
  2. voert op
  3. voert op
  4. voeren op
  5. voeren op
  6. voeren op
o.v.t.
  1. voerde op
  2. voerde op
  3. voerde op
  4. voerden op
  5. voerden op
  6. voerden op
v.t.t.
  1. heb opgevoerd
  2. hebt opgevoerd
  3. heeft opgevoerd
  4. hebben opgevoerd
  5. hebben opgevoerd
  6. hebben opgevoerd
v.v.t.
  1. had opgevoerd
  2. had opgevoerd
  3. had opgevoerd
  4. hadden opgevoerd
  5. hadden opgevoerd
  6. hadden opgevoerd
o.t.t.t.
  1. zal opvoeren
  2. zult opvoeren
  3. zal opvoeren
  4. zullen opvoeren
  5. zullen opvoeren
  6. zullen opvoeren
o.v.t.t.
  1. zou opvoeren
  2. zou opvoeren
  3. zou opvoeren
  4. zouden opvoeren
  5. zouden opvoeren
  6. zouden opvoeren
en verder
  1. is opgevoerd
  2. zijn opgevoerd
diversen
  1. voer op!
  2. voert op!
  3. opgevoerd
  4. opvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opvoeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufführen opvoeren; vergroten bouwen; construeren; figureren; omhoogkomen; opnoemen; opsommen; opstijgen; opvliegen

Wiktionary Übersetzungen für opvoeren:


Cross Translation:
FromToVia
opvoeren spielen act — to perform a theatrical role
opvoeren aufführen; spielen perform — to do something in front of an audience
opvoeren inszenieren stage — to produce on a stage

opvoeren form of opvaren:

opvaren [znw.] Nomen

  1. opvaren
    Auffahren

Übersetzung Matrix für opvaren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Auffahren opvaren driftig zijn; oprijden; opschrikken; opstuiven; opvliegen