Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. omhoogtrekken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für omhoogtrekken (Niederländisch) ins Deutsch

omhoogtrekken:

omhoogtrekken Verb (trek omhoog, trekt omhoog, trok omhoog, trokken omhoog, omhooggetrokken)

  1. omhoogtrekken
    heben; anziehen; aufziehen; hissen; hochziehen; hochkrempeln; hinaufführen
    • heben Verb (hebe, hebst, hebt, hob, hobt, gehoben)
    • anziehen Verb (ziehe an, ziehst an, zieht an, zog an, zogt an, angezogen)
    • aufziehen Verb (ziehe auf, ziehst auf, zieht auf, zog auf, zogt auf, aufgezogen)
    • hissen Verb (hisse, hisst, hisste, hisstet, gehisst)
    • hochziehen Verb (ziehe hoch, ziehst hoch, zieht hoch, zog hoch, zogt hoch, hochgezogen)
    • hochkrempeln Verb (kremple, krempelst, krempelt, krempelte, krempeltet, hochgekrempelt)
    • hinaufführen Verb (führe hinauf, führst hinauf, führt hinauf, führte hinauf, führtet hinauf, hinaufgeführt)

Konjugationen für omhoogtrekken:

o.t.t.
  1. trek omhoog
  2. trekt omhoog
  3. trekt omhoog
  4. trekken omhoog
  5. trekken omhoog
  6. trekken omhoog
o.v.t.
  1. trok omhoog
  2. trok omhoog
  3. trok omhoog
  4. trokken omhoog
  5. trokken omhoog
  6. trokken omhoog
v.t.t.
  1. heb omhooggetrokken
  2. hebt omhooggetrokken
  3. heeft omhooggetrokken
  4. hebben omhooggetrokken
  5. hebben omhooggetrokken
  6. hebben omhooggetrokken
v.v.t.
  1. had omhooggetrokken
  2. had omhooggetrokken
  3. had omhooggetrokken
  4. hadden omhooggetrokken
  5. hadden omhooggetrokken
  6. hadden omhooggetrokken
o.t.t.t.
  1. zal omhoogtrekken
  2. zult omhoogtrekken
  3. zal omhoogtrekken
  4. zullen omhoogtrekken
  5. zullen omhoogtrekken
  6. zullen omhoogtrekken
o.v.t.t.
  1. zou omhoogtrekken
  2. zou omhoogtrekken
  3. zou omhoogtrekken
  4. zouden omhoogtrekken
  5. zouden omhoogtrekken
  6. zouden omhoogtrekken
en verder
  1. ben omhooggetrokken
  2. bent omhooggetrokken
  3. is omhooggetrokken
  4. zijn omhooggetrokken
  5. zijn omhooggetrokken
  6. zijn omhooggetrokken
diversen
  1. trek omhoog!
  2. trekt omhoog!
  3. omhooggetrokken
  4. omhoogtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für omhoogtrekken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anziehen omhoogtrekken aandoen; aandraaien; aankleden; aannemen; aanschroeven; aantrekken; door draaien vastmaken; in dienst nemen; inhuren; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; vastschroeven
aufziehen omhoogtrekken aankweken; aanplanten; bouwen; construeren; een snuif nemen; fokken; foppen; genereren; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; in de maling nemen; insnuiven; krammen; kweken; met een kram vastmaken; met een spil omhoogwerken; omhoog heffen; omhoogkomen; opentrekken; opheffen; opkweken; opsnuiven; opspannen; opstijgen; opvliegen; planten; procreëren; snuiven; spannen; te pakken nemen; telen; verbouwen; voor de gek houden; voortbrengen
heben omhoogtrekken heffen; lichten; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog doen; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; opheffen; ophogen; opstijgen; optillen; opvliegen; tillen; verhelpen; verhogen
hinaufführen omhoogtrekken erop vooruit gaan; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; omhoogbrengen; omhoogleiden; omhoogvoeren; rechtop zetten; vooruitkomen; vorderen
hissen omhoogtrekken bouwen; construeren; hieuwen; hieven; iets ophalen; met een spil omhoogwerken; omhooghalen; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen
hochkrempeln omhoogtrekken omhoogkomen; oprollen; opstijgen; opstropen; opvliegen; verhelpen
hochziehen omhoogtrekken een snuif nemen; heffen; hieuwen; hieven; hijsen; iets ophalen; insnuiven; lichten; met een spil omhoogwerken; met een takel ophijsen; naar boven tillen; omhoog brengen; omhoog heffen; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; opheffen; ophijsen; opsnuiven; opstijgen; optillen; opvliegen; snuiven; takelen; tillen

Verwandte Übersetzungen für omhoogtrekken