Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. liefkozen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für liefkozen (Niederländisch) ins Deutsch

liefkozen:

liefkozen Verb (liefkoos, liefkoost, liefkoosde, liefkoosden, geliefkoosd)

  1. liefkozen (knuffelen)
    kuscheln; knuddeln; schmusen; streicheln; liebkosen; kosen
    • kuscheln Verb (kuschele, kuschelst, kuschelt, kuschelte, kuscheltet, gekuschelt)
    • knuddeln Verb (knuddele, knuddelst, knuddelt, knuddelte, knuddeltet, geknuddelt)
    • schmusen Verb (schmuse, schmusst, schmust, schmuste, schmustet, geschmust)
    • streicheln Verb (streichele, streichelst, streichelt, streichelte, streicheltet, gestreichelt)
    • liebkosen Verb (liebkose, liebkosest, liebkost, liebkoste, liebkostet, liebgekost)
    • kosen Verb (kose, kosst, kost, koste, kostet, gekost)
  2. liefkozen (vrijen; de liefde bedrijven; minnen; minnekozen; beminnen)
    bumsen; Geschlechtsverkehr haben; ficken; sich lieben; Liebe machen; miteinander schlafen

Konjugationen für liefkozen:

o.t.t.
  1. liefkoos
  2. liefkoost
  3. liefkoost
  4. liefkozen
  5. liefkozen
  6. liefkozen
o.v.t.
  1. liefkoosde
  2. liefkoosde
  3. liefkoosde
  4. liefkoosden
  5. liefkoosden
  6. liefkoosden
v.t.t.
  1. heb geliefkoosd
  2. hebt geliefkoosd
  3. heeft geliefkoosd
  4. hebben geliefkoosd
  5. hebben geliefkoosd
  6. hebben geliefkoosd
v.v.t.
  1. had geliefkoosd
  2. had geliefkoosd
  3. had geliefkoosd
  4. hadden geliefkoosd
  5. hadden geliefkoosd
  6. hadden geliefkoosd
o.t.t.t.
  1. zal liefkozen
  2. zult liefkozen
  3. zal liefkozen
  4. zullen liefkozen
  5. zullen liefkozen
  6. zullen liefkozen
o.v.t.t.
  1. zou liefkozen
  2. zou liefkozen
  3. zou liefkozen
  4. zouden liefkozen
  5. zouden liefkozen
  6. zouden liefkozen
en verder
  1. ben geliefkoosd
  2. bent geliefkoosd
  3. is geliefkoosd
  4. zijn geliefkoosd
  5. zijn geliefkoosd
  6. zijn geliefkoosd
diversen
  1. liefkoos!
  2. liefkoost!
  3. geliefkoosd
  4. liefkozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für liefkozen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Geschlechtsverkehr haben beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
Liebe machen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
bumsen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen bonzen; geslachtsgemeenschap hebben; knallen; luiden; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vozen; vrijen
ficken beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen geslachtsgemeenschap hebben; neuken; paren; sexuele gemeenschap hebben; vozen; vrijen
knuddeln knuffelen; liefkozen knuffen; koesteren; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
kosen knuffelen; liefkozen kozen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
kuscheln knuffelen; liefkozen koesteren
liebkosen knuffelen; liefkozen kozen
miteinander schlafen beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen geslachtsgemeenschap hebben; neuken; vozen
schmusen knuffelen; liefkozen koesteren
sich lieben beminnen; de liefde bedrijven; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
streicheln knuffelen; liefkozen aaien; koesteren; lief doen; strelen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
liebkosen geliefkoosd; gestreeld uit liefde

Wiktionary Übersetzungen für liefkozen:

liefkozen
Cross Translation:
FromToVia
liefkozen kosen; liebkosen caress — touch or kiss lovingly
liefkozen liebkosen; kosen fondle — to fondle