Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. afvaart:
  2. afvaren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afvaart (Niederländisch) ins Deutsch

afvaart:

afvaart [de ~] Nomen

  1. de afvaart (afvaren; uitvaren)
    die Abfahrt; abfahren; abreisen

Übersetzung Matrix für afvaart:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Abfahrt afvaart; afvaren; uitvaren afreis; vertrek
abfahren afvaart; afvaren; uitvaren
abreisen afvaart; afvaren; uitvaren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abfahren afreizen; afsteken; afvaren; heengaan; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken; wegvaren
abreisen afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken

Wiktionary Übersetzungen für afvaart:

afvaart
noun
  1. die Fahrt nach unten, die Fahrt herab oder hinab

Cross Translation:
FromToVia
afvaart Abfahrt; Abgang; Abreise; Abzug départmoment précis de l'action de partir.

afvaart form of afvaren:

afvaren Verb (vaar af, vaart af, voer af, voeren af, afgevaren)

  1. afvaren (afsteken; wegvaren)
    abfahren; wegfahren; losfahren
    • abfahren Verb
    • wegfahren Verb (fahre weg, fährst weg, fährt weg, fuhr weg, fuhret weg, weggefahren)
    • losfahren Verb (fahre los, fährst los, fährt los, fuhr los, fuhrt los, losgefahren)
  2. afvaren (uitvaren; van wal gaan)
    ausfahren; auslaufen
    • ausfahren Verb (fahre aus, fährst aus, fährt aus, fuhr aus, fuhret aus, ausgefahren)
    • auslaufen Verb (laufe aus, läufst aus, läuft aus, lief aus, lieft aus, ausgelaufen)

Konjugationen für afvaren:

o.t.t.
  1. vaar af
  2. vaart af
  3. vaart af
  4. varen af
  5. varen af
  6. varen af
o.v.t.
  1. voer af
  2. voer af
  3. voer af
  4. voeren af
  5. voeren af
  6. voeren af
v.t.t.
  1. ben afgevaren
  2. bent afgevaren
  3. is afgevaren
  4. zijn afgevaren
  5. zijn afgevaren
  6. zijn afgevaren
v.v.t.
  1. was afgevaren
  2. was afgevaren
  3. was afgevaren
  4. waren afgevaren
  5. waren afgevaren
  6. waren afgevaren
o.t.t.t.
  1. zal afvaren
  2. zult afvaren
  3. zal afvaren
  4. zullen afvaren
  5. zullen afvaren
  6. zullen afvaren
o.v.t.t.
  1. zou afvaren
  2. zou afvaren
  3. zou afvaren
  4. zouden afvaren
  5. zouden afvaren
  6. zouden afvaren
diversen
  1. vaar af!
  2. vaart af!
  3. afgevaren
  4. afvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvaren [znw.] Nomen

  1. afvaren (afvaart; uitvaren)
    die Abfahrt; abfahren; abreisen

Übersetzung Matrix für afvaren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Abfahrt afvaart; afvaren; uitvaren afreis; vertrek
abfahren afvaart; afvaren; uitvaren
abreisen afvaart; afvaren; uitvaren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abfahren afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; heengaan; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken
abreisen afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
ausfahren afvaren; uitvaren; van wal gaan afreizen; fulmineren; opstappen; razen; smeren; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitrijden; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
auslaufen afvaren; uitvaren; van wal gaan resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in
losfahren afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken
wegfahren afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; smeren; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken

Wiktionary Übersetzungen für afvaren:

afvaren
verb
  1. von der Anlegestelle wieder wegfahren