Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. verontrusten:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verontrusten (Niederländisch) ins Deutsch

verontrusten:

verontrusten Verb (verontrust, verontrustte, verontrustten, verontrust)

  1. verontrusten (ontstellen)
    erschrecken; entsetzen

Konjugationen für verontrusten:

o.t.t.
  1. verontrust
  2. verontrust
  3. verontrust
  4. verontrusten
  5. verontrusten
  6. verontrusten
o.v.t.
  1. verontrustte
  2. verontrustte
  3. verontrustte
  4. verontrustten
  5. verontrustten
  6. verontrustten
v.t.t.
  1. heb verontrust
  2. hebt verontrust
  3. heeft verontrust
  4. hebben verontrust
  5. hebben verontrust
  6. hebben verontrust
v.v.t.
  1. had verontrust
  2. had verontrust
  3. had verontrust
  4. hadden verontrust
  5. hadden verontrust
  6. hadden verontrust
o.t.t.t.
  1. zal verontrusten
  2. zult verontrusten
  3. zal verontrusten
  4. zullen verontrusten
  5. zullen verontrusten
  6. zullen verontrusten
o.v.t.t.
  1. zou verontrusten
  2. zou verontrusten
  3. zou verontrusten
  4. zouden verontrusten
  5. zouden verontrusten
  6. zouden verontrusten
diversen
  1. verontrust!
  2. verontrust!
  3. verontrust
  4. verontrustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verontrusten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
entsetzen ontstellen; verontrusten bevrijden van belegeraars; griezelen; gruwelen; gruwen; ontzetten; uit de macht ontzetten; verlossen
erschrecken ontstellen; verontrusten angst aanjagen; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; laten schrikken; schokken; schrikken; verschrikken

Wiktionary Übersetzungen für verontrusten:

verontrusten
verb
  1. ongerust maken, zorgen baren

Cross Translation:
FromToVia
verontrusten ärgern; aufregen upset — make (a person) angry, distressed or unhappy
verontrusten beängstigen; beunruhigen préoccuperoccuper fortement l’esprit, l’absorber tout entier.