Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. lossen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für lossen (Niederländisch) ins Deutsch

lossen:

lossen Verb (los, lost, loste, losten, gelost)

  1. lossen (iets uitladen; ontladen; afladen)
    entladen; abladen; ausladen
    • entladen Verb (entlade, entlädst, entlädt, entlud, entludet, entladen)
    • abladen Verb (lade ab, lädst, lädt, lud ab, ludet ab, abgeladen)
    • ausladen Verb (lade aus, lädst aus, lädt aus, lud aus, ludet aus, ausgeladen)
  2. lossen (uitladen)
    löschen; entladen; ausladen; abgeben; ablassen
    • löschen Verb (lösche, löschst, löscht, löschte, löschtet, gelöscht)
    • entladen Verb (entlade, entlädst, entlädt, entlud, entludet, entladen)
    • ausladen Verb (lade aus, lädst aus, lädt aus, lud aus, ludet aus, ausgeladen)
    • abgeben Verb (gebe ab, gibst ab, gab ab, gabt ab, abgegeben)
    • ablassen Verb (lasse ab, läßt ab, ließ ab, ließet ab, abgelassen)

Konjugationen für lossen:

o.t.t.
  1. los
  2. lost
  3. lost
  4. lossen
  5. lossen
  6. lossen
o.v.t.
  1. loste
  2. loste
  3. loste
  4. losten
  5. losten
  6. losten
v.t.t.
  1. heb gelost
  2. hebt gelost
  3. heeft gelost
  4. hebben gelost
  5. hebben gelost
  6. hebben gelost
v.v.t.
  1. had gelost
  2. had gelost
  3. had gelost
  4. hadden gelost
  5. hadden gelost
  6. hadden gelost
o.t.t.t.
  1. zal lossen
  2. zult lossen
  3. zal lossen
  4. zullen lossen
  5. zullen lossen
  6. zullen lossen
o.v.t.t.
  1. zou lossen
  2. zou lossen
  3. zou lossen
  4. zouden lossen
  5. zouden lossen
  6. zouden lossen
en verder
  1. ben gelost
  2. bent gelost
  3. is gelost
  4. zijn gelost
  5. zijn gelost
  6. zijn gelost
diversen
  1. los!
  2. lost!
  3. gelost
  4. lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lossen [het ~] Nomen

  1. het lossen (afladen; uitladen)
    Abladen; Ausladen

Übersetzung Matrix für lossen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Abladen afladen; lossen; uitladen leegmaken; uitladen
Ausladen afladen; lossen; uitladen leegmaken; uitladen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abgeben lossen; uitladen aanleveren; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren; uitbrengen; uitgeven
abladen afladen; iets uitladen; lossen; ontladen
ablassen lossen; uitladen aflaten; ophouden
ausladen afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken
entladen afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen
löschen lossen; uitladen blussen; diskwalificeren; doven; lessen; royeren; smoren; stillen; uitblussen; uitdoven; uitschakelen; uitsluiten; verwijderen

Verwandte Definitionen für "lossen":

  1. er de lading uithalen1
    • het schip werd in Rotterdam gelost1
  2. het niet langer vasthouden1
    • de duiven werden gelost1

Wiktionary Übersetzungen für lossen:


Cross Translation:
FromToVia
lossen ausladen décharger — Ôter ce qui formait la charge.
lossen auslassen; herauslassen; herausfließen lassen lâcherdétendre, desserrer quelque chose.

Verwandte Übersetzungen für lossen