Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. kaitulieren:


Deutsch

Detailübersetzungen für kaitulieren (Deutsch) ins Niederländisch

kaitulieren:

kaitulieren Verb

  1. kaitulieren (ausliefern; übergeben; aushändigen)
    capituleren; opgeven; zich overgeven; overgeven; uitleveren
    • capituleren Verb (capituleer, capituleert, capituleerde, capituleerden, gecapituleerd)
    • opgeven Verb (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)
    • overgeven Verb (geef over, geeft over, gaf over, gaven over, overgegeven)
    • uitleveren Verb (lever uit, levert uit, leverde uit, leverden uit, uitgeleeefd)

Übersetzung Matrix für kaitulieren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
opgeven Anfragen; Anmelden; Anzeigen
overgeven Abgeben; Erbrechen; Kotzen; sich Übergeben
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
capituleren aushändigen; ausliefern; kaitulieren; übergeben aufgeben; kapitulieren
opgeven aushändigen; ausliefern; kaitulieren; übergeben abfallen; abhängen; abkoppeln; abtrennen; anmelden; aufgeben; ausfallen; ausscheiden; die Hoffnung aufgeben; einschreiben; eintragen; entkoppeln; etwas aufgeben; in den Sack hauen; kapitulieren; loshaken; loskoppeln; opfern; verzichten; zurücktreten
overgeven aushändigen; ausliefern; kaitulieren; übergeben abgeben; abstehen; abtreten; aufgeben; darreichen; erbrechen; ergeben; herauswürgen; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; kotzen; reichen; sich erbrechen; sich übergeben; speien; spucken; übergeben; überlassen; überliefern
uitleveren aushändigen; ausliefern; kaitulieren; übergeben
zich overgeven aushändigen; ausliefern; kaitulieren; übergeben anvertrauen; aufgeben; ergeben; kapitulieren