Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->Suche: verbringen

Deutsche und niederländische Suchergebnisse für: verbringen

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

verbringen:
- Wiktionary:
  verbringen → slijten, verslijten, verbrengen, doorbrengen, schenken, geven, doneren, aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen, aanbotsen, geduwd worden, zich stoten, aangeven, aanreiken, verdrijven, uitgaan, uitkomen, uitlopen, uitstappen, uitstijgen, uittreden, opbrengen, toebrengen, toekennen, verlenen
- User Contributed Translations for verbringen:
  doorbrengen, verbrengen
- Synonyms for "verbringen":
  verleben; zubringen

Deutsch

Detailübersetzungen für verbringen (Deutsch) ins Niederländisch

verbringen: ^{(*Wort und Satz getrennt)}

Verb: werkwoord; bewerking
ringen: worstelen; met iemand worstelen; touwtrekken; zich wringen
Ringen: geworstel; strijd; kamp; gevecht; worsteling; wringen; gewring

verbringen:

Synonyms for "verbringen":

verleben; zubringen

Wiktionary Übersetzungen für verbringen:

verbringen

besonders mit Angaben von Zeit und Zeiträumen (Jugend, Alter, Leben, Ferien, Wochenende, usw.): eine Zeitdauer verstreichen lassen
- verbringen → slijten; verslijten; verbrengen
verbringen mit: beschäftigt sein; sich einer Sache widmen
- verbringen → doorbrengen

Cross Translation:

From	To	Via
• verbringen	→ schenken; geven; doneren; aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen; aanbotsen; geduwd worden; zich stoten; aangeven; aanreiken; doorbrengen; verdrijven; uitgaan; uitkomen; uitlopen; uitstappen; uitstijgen; uittreden; opbrengen; toebrengen; toekennen; verlenen	↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.