Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. veranschlagen:
  2. Wiktionary:


Deutsch

Detailübersetzungen für veranschlagen (Deutsch) ins Niederländisch

veranschlagen:

veranschlagen Verb (veranschlage, veranschlägst, veränschagt, veranschlug, veranschlugt, verangeschlagen)

  1. veranschlagen (taxieren; anschlagen)
    taxeren; aanslaan
    • taxeren Verb (taxeer, taxeert, taxeerde, taxeerden, getaxeerd)
    • aanslaan Verb (sla aan, slaat aan, sloeg aan, sloegen aan, aangeslagen)
  2. veranschlagen (kalkulieren)
    berekenen; begroten
    • berekenen Verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • begroten Verb (begroot, begrootte, begrootten, begroot)
  3. veranschlagen (berechnen; kalkulieren; taxieren)
    schatten; ramen; begroten
    • schatten Verb (schat, schatte, schatten, geschat)
    • ramen Verb (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
    • begroten Verb (begroot, begrootte, begrootten, begroot)
  4. veranschlagen (berechnen; kalkulieren; ausarbeiten; überschlagen)
    berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren; uitrekenen
    • berekenen Verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • becijferen Verb (becijfer, becijfert, becijferde, becijferden, becijferd)
    • uitwerken Verb (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)
    • calculeren Verb (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)
    • uitrekenen Verb (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
  5. veranschlagen (abwägen; überschlagen; ausmachen; )
    overwegen; afwegen; overdenken
    • overwegen Verb (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • afwegen Verb (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • overdenken Verb (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
  6. veranschlagen (vorschlagen; raten; suggerieren; )
    adviseren; suggereren; raden; ingeven; iets aanraden
    • adviseren Verb (adviseer, adviseert, adviseerde, adviseerden, geadviseerd)
    • suggereren Verb (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • raden Verb (raad, raadt, ried, rieden, geraden)
    • ingeven Verb (geef in, geeft in, gaf in, gaven in, ingegeven)

Konjugationen für veranschlagen:

Präsens
  1. veranschlage
  2. veranschlägst
  3. veränschagt
  4. veranschlagen
  5. veranschlagt
  6. veranschlagen
Imperfekt
  1. veranschlug
  2. veranschlugst
  3. veranschlug
  4. veranschlugen
  5. veranschlugt
  6. veranschlugen
Perfekt
  1. habe verangeschlagen
  2. hast verangeschlagen
  3. hat verangeschlagen
  4. haben verangeschlagen
  5. habt verangeschlagen
  6. haben verangeschlagen
1. Konjunktiv [1]
  1. veranschlage
  2. veranschlagest
  3. veranschlage
  4. veranschlagen
  5. veranschlaget
  6. veranschlagen
2. Konjunktiv
  1. veranschlüge
  2. veranschlügest
  3. veranschlüge
  4. veranschlügen
  5. veranschlüget
  6. veranschlügen
Futur 1
  1. werde veranschlagen
  2. wirst veranschlagen
  3. wird veranschlagen
  4. werden veranschlagen
  5. werdet veranschlagen
  6. werden veranschlagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde veranschlagen
  2. würdest veranschlagen
  3. würde veranschlagen
  4. würden veranschlagen
  5. würdet veranschlagen
  6. würden veranschlagen
Diverses
  1. veranschlag!
  2. veranschlagt!
  3. veranschlagen Sie!
  4. verangeschlagen
  5. veranschlagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für veranschlagen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afwegen Abwägen; Bedenken
overwegen Abwägen; Bedenken
schatten Schätzchen; Schätze
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aanslaan anschlagen; taxieren; veranschlagen
adviseren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen advisieren; anpreisen; empfehlen; konsultieren; raten
afwegen abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen abwegen; abwägen; aussetzen; auswegen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; mit sorge betrachten; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; überdenken; überlegen
becijferen ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
begroten berechnen; kalkulieren; taxieren; veranschlagen
berekenen ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen achten; berechnen
calculeren ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
iets aanraden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen
ingeven anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen anordnen; anregen; antreiben; aufjagen; begeistern; diktieren; einflößen; einflüstern; eingeben; einhelfen; forttreiben; geben; inspirieren; jemandem etwas verabreichen; nötigen; prophezeien; raten; soufflieren; suggerieren; verabreichen; verordnen; vorhersagen; vorsagen; vorschlagen; vorschreiben; vorsichhertreiben; vorwärtstreiben; zuraten
overdenken abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen ausdenken; aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; brüten; erfinden; ernennen; ersinnen; erwägen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; reflektieren; sich ausdenken; sinnen; spekulieren; überdenken; überlegen
overwegen abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen Sitzung halten; abwägen; aussetzen; bedenken; beraten; beratschlagen; beschauen; betrachten; eine Versammlung abhalten; ernennen; erwägen; konferieren; reflektieren; sich beraten; sichberaten; spekulieren; tagen; überdenken; überlegen
raden anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen Vermutung anstellen; annehmen; glauben; mutmaßen; schätzen; vermuten
ramen berechnen; kalkulieren; taxieren; veranschlagen achten; berechnen; schätzen; taxieren; voranschlagen
schatten berechnen; kalkulieren; taxieren; veranschlagen achten; berechnen; schätzen; taxieren; voranschlagen
suggereren anregen; ausmachen; bestimmen; ermessen; raten; schätzen; suggerieren; taxieren; veranschlagen; vorschlagen; zuraten; überschlagen suggerieren
taxeren anschlagen; taxieren; veranschlagen schätzen; taxieren; voranschlagen
uitrekenen ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen
uitwerken ausarbeiten; berechnen; kalkulieren; veranschlagen; überschlagen ausarbeiten; genauerumschreiben

Synonyms for "veranschlagen":

  • ansetzen; einplanen

Wiktionary Übersetzungen für veranschlagen:

veranschlagen
verb
  1. den Wert einer Größe im Voraus abschätzen